Dit is een initiatief van Advocaten Familie- & Erfrecht
Erfgenamen beschermd tegen schulden?!
Op 1 september 2016 is de Wet Bescherming erfgenamen tegen schulden in werking getreden. Deze wet heeft onder andere geleid tot de invoering van artikel 4:194a Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van het eerste lid van dit artikel is het soms mogelijk om met toestemming van de kantonrechter alsnog een nalatenschap beneficiair te aanvaarden, ook al is deze nalatenschap in eerste instantie zuiver aanvaard.
Het moet gaan om een schuld die de erfgenaam niet kende en ook niet behoorde te kennen en waarmee hij bekend is geworden na de zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Dit kan belangrijk zijn omdat bij zuivere aanvaarding een erfgenaam uit privémiddelen schulden van de nalatenschap moet voldoen als er een tekort in de erfenis is. Een erfgenaam kan “per ongeluk” zuiver aanvaarden door bijvoorbeeld met spullen uit de erfenis aan de haal te gaan.
Inmiddels zijn er verschillende rechterlijke uitspraken beschikbaar waarin artikel 4:194a BW centraal staat. Vaak vormt de kern van de discussie of de erfgenaam de schuld al dan niet behoorde te kennen. Het verzoek tot het omzetten van de zuivere aanvaarding naar een beneficiaire aanvaarding wordt regelmatig ook afgewezen door de kantonrechter, omdat de erfgenaam niet voldaan heeft aan zijn onderzoeksplicht. Zo bepaalde de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2017 (RBMNE:2017:6714) dat de erfgenaam gehouden is nader onderzoek te verrichten naar de verschuldigde belastingen (bijvoorbeeld door informatie in te winnen bij de betrokken accountant en/of de Belastingdienst) wanneer het gaat om een erflater die ondernemer is. De Rechtbank Noord-Holland oordeelde op 27 september 2017 (RBNHO:2017:10840) dat de erfgenaam de verplichting had om nader onderzoek te doen naar de schulden van erflater, onder andere omdat erflater niet of nauwelijks een administratie voerde.
De Wet bescherming erfgenamen tegen schulden heeft voorzien in een behoefte vanuit de maatschappij dat erfgenamen moeten worden beschermd tegen onverwachte schulden. Zo wordt niet meer bij ieder feitelijk handelen de nalatenschap geacht zuiver te zijn aanvaard. De rechtspraak lijkt bij de “herkansing” als al wel zuiver is aanvaard veel te verwachten van erfgenamen, nu een verzoek tot omzetting van de zuivere aanvaarding naar een beneficiaire aanvaarding regelmatig afgewezen wordt. Vanuit het oogpunt van bescherming van de schuldeisers van erflater en op grond van de wetsgeschiedenis is dit te begrijpen, maar vanuit de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de wet zou een minder vergaande invulling van het begrip ‘behoren te kennen’ wellicht wenselijk zijn.