Terug naar overzicht ×

De wettelijke verdeling en het ‘stiefoudergevaar’

Koen Boddaert De nalatenschap van iemand die een echtgenoot (of geregistreerd partner) en een of meer kinderen als zijn erfgenamen achterlaat, wordt verdeeld volgens de wet, voor zover daarvan niet bij testament is afgeweken. Deze wettelijke verdeling houdt kort gezegd in dat de langstlevende echtgenoot van rechtswege alle goederen van de nalatenschap krijgt en de schulden van de nalatenschap voor zijn rekening moet nemen, terwijl de kinderen een geldvordering op de langstlevende echtgenoot krijgen die overeenkomt met de waarde van hun erfdeel. Die vordering is pas opeisbaar als de langstlevende echtgenoot overlijdt. Het komt er dan vaak op neer dat de kinderen pas op dat moment, als erfgenamen van hun laatst overleden ouder, het ‘familiebezit’ verkrijgen. Maar wat als er een stiefouder in beeld komt? Is het te voorkomen dat het familiebezit bij (de erfgenamen van) die stiefouder terecht komt?

 

De wilsrechten

Voor een kind dat betrokken is bij een wettelijke verdeling bestaat het ‘gevaar’ dat goederen van de nalatenschappen van zijn ouders terecht komen bij een stiefouder, en vervolgens – als ze niet vervreemd of verteerd zijn door de stiefouder – bij de erfgenamen van de stiefouder. Zij zouden op die manier het ‘familiebezit’ mis kunnen lopen. Om dat tegen te gaan, zijn in de wet zogeheten wilsrechten opgenomen. Op grond van die wilsrechten kunnen kinderen die in een wettelijke verdeling betrokken zijn en te maken krijgen of al hebben met een stiefouder, aanspraak maken op overdracht van goederen van de nalatenschap. Dat kan in de volgende vier situaties.

De vier situaties waar wilsrechten een rol spelen

Wilsrecht 1
Een kind heeft uit de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn eerst overleden ouder een vordering verkregen op zijn langstlevende ouder, en die langstlevende ouder heeft aangifte gedaan van zijn voornemen om opnieuw te trouwen;

Wilsrecht 2
Een kind heeft uit de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn eerst overleden ouder een vordering verkregen op zijn langstlevende ouder, en de langstlevende ouder komt te overlijden terwijl deze hertrouwd is;

Wilsrecht 3
Een kind heeft uit de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn ouder een vordering verkregen op zijn stiefouder;

Wilsrecht 4
Een kind heeft uit de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn ouder een vordering verkregen op zijn stiefouder, en die stiefouder komt te overlijden.

De vier situaties van de wilsrechten, uitgewerkt in een voorbeeld

Uitgaande van het voorbeeld dat sprake is van een getrouwde vader en moeder met een kind, van wie de moeder als eerste komt te overlijden en vader vervolgens hertrouwt met stiefmoeder, levert dat de volgende wilsrechten op.

Wilsrecht 1

Vader gaat hertrouwen

Op grond van de wettelijke verdeling heeft vader alle goederen van de nalatenschap van moeder verkregen. Het kind heeft slechts een nog niet opeisbare geldvordering op vader ter grootte van zijn erfdeel. Als vader vervolgens van plan is om opnieuw in het huwelijk te treden – om precies te zijn: als hij in ondertrouw gaat met stiefmoeder – loert voor het kind het hierboven omschreven ‘stiefoudergevaar. Op dat moment kan het kind een beroep doen op een wilsrecht. Het kind kan dan vader verplichten om goederen die deel uitgemaakt hebben van de nalatenschap van moeder (of van de gemeenschap van goederen waarin zij met vader gehuwd was) met een waarde van ten hoogste zijn niet opeisbare geldvordering, aan het kind over te dragen. Vader behoudt dan wel het vruchtgebruik van die goederen, tenzij hij daar vanaf ziet.

Wilsrecht 2

Vader is hertrouwd en overlijdt; vordering uit nalatenschap moeder

Als vader na hertrouwen komt te overlijden wordt de geldvordering op vader uit de nalatenschap van moeder opeisbaar. Het kind kan dan van zijn stiefmoeder, die op grond van de wettelijke verdeling alle goederen van de nalatenschap van vader verkrijgt, verlangen dat zij goederen aan hem overdraagt die deel uitgemaakt hebben van de nalatenschap van moeder (of de gemeenschap van goederen waarin zij met vader gehuwd was), tot ten hoogste de waarde van de opeisbaar geworden geldvordering op vader. De stiefmoeder heeft dan geen recht op het vruchtgebruik van die goederen. Als geen sprake zou zijn van een wettelijke verdeling van de nalatenschap van vader, zou het kind dit wilsrecht kunnen inroepen tegenover de erfgenamen van vader.

Wilsrecht 3

Vader is hertrouwd en overlijdt; vordering uit nalatenschap vader

Als vader hertrouwd is en komt te overlijden, is niet alleen de vordering van het kind uit hoofde van de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn moeder opeisbaar geworden – op grond waarvan het wilsrecht als bedoeld onder 2 ingeroepen kan worden – maar verkrijgt het kind ook een niet-opeisbare geldvordering op stiefmoeder uit hoofde van de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn vader. Het kind kan dan stiefmoeder verplichten om goederen over te dragen die deel uitmaken van de nalatenschap van vader (of goederen die van de zijde van vader in de huwelijksgoederengemeenschap met stiefmoeder gevallen zijn) met een waarde van ten hoogste zijn geldvordering op stiefmoeder. Stiefmoeder behoudt dan wel het vruchtgebruik over die goederen, tenzij ze dat vruchtgebruik niet wil.

Wilsrecht 4

Stiefmoeder overlijdt

Als vervolgens ook stiefmoeder komt te overlijden, wordt de geldvordering die het kind op haar heeft uit hoofde van de wettelijke verdeling van de nalatenschap van vader opeisbaar. Het kind kan dan de erfgenamen van stiefmoeder aanspraken op voldoening van dei vordering, maar het kan er dan ook voor kiezen om overdracht van goederen van vader te verlangen tot een waarde van ten hoogste die vordering. Dat kan het kind in dat geval verzoeken aan de erfgenamen van stiefmoeder. Die erfgenamen behouden dan niet het vruchtgebruik van die goederen; het kind verkrijgt dan de volle eigendom van die goederen. Op die manier komt het familiebezit dus uiteindelijk terug bij het kind.

Het inroepen van het wilsrecht

Als je als kind voor één van de bovenstaande situaties komt te staan, en je overweegt om een verzoek tot overdracht van goederen te doen, dan ben je verplicht om eerst de andere kinderen, die ook een dergelijk verzoek zouden kunnen doen, in kennis te stellen van dat voornemen. Dat moet je dan op een zodanig tijdstip doen, dat die andere kinderen voldoende tijd hebben om te kunnen beslissen of zij zelf ook zo’n verzoek willen doen. Degene aan wie een verzoek tot overdracht van goederen in één van bovenstaande gevallen gedaan zou kunnen worden, kan ook een redelijke termijn stellen aan een kind waarbinnen het een verzoek kan doen om goederen over te dragen. Daar zullen de andere kinderen dan ook van in kennis gesteld moeten worden. Een wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarig kind moet binnen drie maanden na het verkrijgen van de bevoegdheid om overdracht van goederen te verlangen, zijn voornemen om van die bevoegdheid gebruik te maken schriftelijk meedelen aan de kantonrechter. Een advocaat erfrecht kan het kind of de langstlevende adviseren over de wilsrechten.

Als er op grond van deze wilsrechten goederen overgedragen zijn aan het kind, strekt de waarde van die goederen in mindering op de geldvordering die het kind had uit hoofde van de wettelijke verdeling. Het gaat daarbij om de waarde van de goederen ten tijde van de overdracht. Er wordt bij die waardering géén rekening gehouden met een vruchtgebruik dat in de situaties 1 en 3 in beginsel voorbehouden zal zijn. Het kind verkrijgt dus de bloot eigendom van het goed, en ziet zijn vordering verminderen met de waarde van de volle eigendom ervan.

Het vruchtgebruik

Op grond van het voorbehouden vruchtgebruik in de gevallen 1 en 3 mag vader, of mag stiefmoeder, de overgedragen goederen dus blijven gebruiken. Vervreemden of bezwaren van deze goederen mag alleen met toestemming van het kind, of met machtiging van de kantonrechter. De kantonrechter kan die machtiging verlenen wanneer het belang van de vruchtgebruiker of het kind door de vervreemding of bezwaring wordt gediend en het belang van die ander daardoor niet wordt geschaad. Die machtiging kan de kantonrechter ook verlenen voor zover de verzorgingsbehoefte van de vruchtgebruiker of de nakoming van zijn verplichtingen om de schulden van de nalatenschap voor zijn rekening te nemen dat nodig maakt. Op diezelfde grond kan de kantonrechter aan de vruchtgebruiker op diens verzoek de bevoegdheid toekennen tot algehele of gedeeltelijke vervreemding en vertering van de goederen.

Als de vruchtgebruiker het goed dat in bloot eigendom was overgedragen aan het kind na verkregen toestemming of machtiging vervreemdt, verkrijgt het kind weer een vordering op vader of stiefmoeder, maar dan ter grootte van de waarde van het goed op het moment van de vervreemding. Op die manier kan het dus voorkomen dat een kind na het inroepen van een wilsrecht en de vervreemding van het goed dat hem in bloot eigendom is overgedragen, uiteindelijk méér (of minder) te vorderen zal hebben dan wat het aanvankelijk uit hoofde van de wettelijke verdeling te vorderen had.

Ten slotte over de wilsrechten

Er zijn dus heel wat mogelijkheden om het ‘stiefoudergevaar’ dat na een wettelijke verdeling zou kunnen ontstaan, te beteugelen. Wel is het goed om te weten dat die mogelijkheden op voorhand uitgesloten kunnen zijn. De erflater die de wettelijke verdeling van toepassing verklaart op zijn nalatenschap, kan de verplichtingen die uit de wilsrechten voortvloeien namelijk bij uiterste wilsbeschikking niet alleen uitbreiden of beperken, maar ook volledig opheffen. Een kind dat na een wettelijke verdeling te maken krijgt met een stiefouder, doet er dus goed aan om eerst het testament van zijn ouder te raadplegen, voordat eventueel een beroep gedaan wordt op een wilsrecht. Een erfrechtadvocaat kan behulpzaam zijn met advies over de wilsrechten.

Bron: https://www.erfrechtadvocaat.nl/column/de-wettelijke-verdeling-en-het-stiefoudergevaar/
Is het te voorkomen dat het familiebezit bij (de erfgenamen van) die stiefouder terecht komt? Koen Boddaert