In een eerdere bijdrage voor het Erfrechtmagazine besprak ik de casus van de gifmoord en de erfrechtelijke gevolgen van de zelfdoding van Yvon K. – verdachte van de gifmoord op haar echtgenoot, Chris Grinwis (‘erflater’) – twee dagen voordat de rechtbank uitspraak zou hebben gedaan in deze strafzaak. Om onwaardig te zijn om te erven, is een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling nodig op grond van art. 4:3 lid 1 sub a BW. Dit artikellid luidt als volgt:
“Van rechtswege zijn onwaardig om uit een nalatenschap voordeel te trekken:
a. Hij die onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen;”
Op 6 december 2024 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin het ook gaat om de onwaardigheid om te erven op grond van art. 4:3 lid 1 sub a BW. In deze bijdrage zal dit recente arrest van de Hoge Raad centraal staan.
De samenleving digitaliseert, en dat heeft ook invloed op nalatenschappen. Waar in het verleden een nalatenschap enkel bestond uit geld en goederen, omvatten nalatenschappen anno 2024 steeds vaker ‘digitale bezittingen’, zoals bijvoorbeeld een account op een socialmediaplatform zoals Facebook. Joost Diks en Noortje Lavrijssen schreven eerder al een tijdschriftartikel rondom de digitale nalatenschap (J.Th.M. Diks en N. Lavrijssen, ‘Nalaten in de digitale wereld’, TE 2022, nr. 2, p. 38-44). Onlangs heeft de rechtbank Amsterdam zich moeten buigen over de vraag of een erfgenaam toegang zou mogen krijgen tot het Facebookaccount van zijn overleden partner (rechtbank Amsterdam 31 juli 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4729). In deze bijdrage staat deze uitspraak centraal.
Eerder schreef ik al eens een column over de mogelijkheid om het ‘stiefoudergevaar’ bij de wettelijke verdeling te beteugelen. Dat is het ‘gevaar’ dat de kinderen van een erflater de goederen van de nalatenschap mislopen die hun stiefouder verkregen heeft en die bij later overlijden van die stiefouder zouden toekomen aan de erfgenamen van die stiefouder. Dat zouden anderen kunnen zijn dan de kinderen van erflater. Om de kinderen hiertegen te beschermen, heeft de wet hun de mogelijkheid gegeven om ‘wilsrechten’ in te roepen. De kinderen kunnen dan in sommige gevallen overdracht van goederen van de nalatenschap (onder voorbehoud van vruchtgebruik) verlangen, ter voldoening van hun vorderingen uit hoofde van de wettelijke verdeling.
In de rechtspraak wordt regelmatig de nietigheid van een testament ingeroepen op grond van de wilsonbekwaamheid van de erflater ten tijde van het opstellen van het testament. Sinds 1 januari 2020 biedt het Burgerlijk Wetboek mogelijkheden aan erfgenamen om een zorgverlener te vragen om inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt om aan de hand van dit medisch dossier aan te tonen dat de erflater wilsonbekwaam was. In deze bijdrage wordt ingegaan op het wettelijk kader van de wilsonbekwaamheid en inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt en op twee rechterlijke uitspraken op dit terrein.
In 2023 heeft de gifmoord veel stof in de media doen opwaaien. Op 25 september 2023 heeft Yvon K. – verdachte van de gifmoord op haar echtgenoot Chris Grinwis (‘erflater’) – zichzelf van het leven beroofd. Op 27 september 2023 zou de rechtbank uitspraak hebben gedaan in deze moordzaak. Deze strafrechtelijke uitspraak zal niet meer worden gedaan, omdat het Wetboek van Strafrecht in art. 69 bepaalt dat het recht op strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte. Maar wat betekent dit voor de nalatenschap van de erflater? Kunnen de erfgenamen van Yvon K. aanspraak maken op zijn nalatenschap? Of is het toch de familie van de erflater die aanspraak kan maken op zijn nalatenschap, omdat Yvon K. onwaardig is om te erven van erflater? Deze vragen staan centraal in deze bijdrage.
Elders in het Erfrechtmagazine kunt u informatie vinden over het versterferfrecht, ook wel het wettelijk erfrecht genoemd. Het versterferfrecht is van toepassing wanneer de overledene – erflater genoemd – geen testament heeft laten opstellen. Laat deze erflater een echtgenoot – van wie hij niet van tafel en bed gescheiden is – en een of meer kinderen als erfgenaam achter, dan is de wettelijke verdeling van toepassing. In deze column wordt toegelicht wat de wettelijke verdeling precies inhoudt.
Veel mensen laten een testament opstellen door een notaris om te bepalen wie wat krijgt na hun overlijden. Dat is heel verstandig. Toch zijn er ook genoeg mensen die geen testament opstellen. Welke regels gelden in zo’n situatie? In deze column wordt een antwoord gegeven op deze vraag.
De samenleving vergrijst. Mensen worden steeds ouder, en daarmee neemt ook het aantal ouderen met een geestelijke stoornis zoals dementie toe. Wat nu als een familielid van u zijn testament heeft laten aanpassen bij de notaris, terwijl u ervan overtuigd bent dat dit familielid op dat moment als gevolg van de geestelijke stoornis niet meer in staat was zijn wil te bepalen? In deze bijdrage leest u welke mogelijkheden u in zo’n geval heeft.
De wet bepaalt dat een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een “onbekende schuld van de nalatenschap”, onder omstandigheden alsnog beneficiair kan aanvaarden. Immers, een zuivere aanvaarding van een nalatenschap leidt ertoe dat de erfgenaam ook privé aansprakelijk is voor de schulden van die nalatenschap, indien de nalatenschap ontoereikend is om deze schulden te voldoen.
In de rechtspraktijk blijkt de vraag of beneficiair aanvaarden dan nog mogelijk is, maatwerk te zijn.
De wetgever heeft het goed geregeld voor de langstlevende echtgenoot. De echtgenoot is op grond van de wet erfgenaam, en zelfs als er ook kinderen zijn die erven, verkrijgt de langstlevende echtgenoot op grond van de wettelijke verdeling van rechtswege alle goederen van de nalatenschap. De kinderen moeten dan genoegen nemen met een geldvordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van hun erfdeel, die tijdens het leven van de langstlevende echtgenoot niet opeisbaar is. Maar wat als daar bij testament van afgeweken is, en de echtgenoot onterfd is? Staat die dan helemaal in de kou?
In het Nederlandse recht wordt onderscheid gemaakt tussen het versterferfrecht en het testamentair erfrecht. Met het testamentair erfrecht wordt het erfrecht bedoeld dat van toepassing is als de erflater een testament heeft laten opstellen. Met het versterferfrecht wordt het erfrecht bedoeld dat van toepassing is als een overledene – hierna ‘erflater’ genoemd – geen testament heeft laten opstellen door een notaris. Het versterferfrecht wordt ook wel het wettelijk erfrecht genoemd. Het versterferfrecht bevat wettelijke regels aan de hand waarvan wordt bepaald wie de erfgenamen van een erflater zonder uiterste wilsbeschikking zijn. In Nederland wordt door middel van het parentelenstelsel bepaald hoe een nalatenschap vererft.
Parentelenstelsel
Het parentelenstelsel is wettelijk vastgesteld in art. 4:10 BW. De wetgever heeft de wettelijke erfgenamen in vier groepen verdeeld. Het parentelenstelsel wordt daarom ook wel het ‘groepenstelsel’ genoemd. De groepen erfgenamen in het parentelenstelsel hebben met elkaar gemeen dat het bijna allemaal bloedverwanten (familie) zijn van de erflater. Van bloedverwantschap is sprake wanneer personen een of meer gezamenlijke voorouders hebben, maar bloedverwantschap kan ook ontstaan door erkenning of adoptie. Niet-familieleden kunnen in het versterferfrecht in principe geen erfgenaam zijn. De enige uitzondering op deze regel geldt voor echtgenoten van de erflater: zij worden op grond van het parentelenstelsel ook aangewezen als wettelijke erfgenamen.
Als gezegd bestaat het parentelenstelsel uit vier groepen. Tot de eerste groep behoren de kinderen en de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van erflater. De tweede groep bestaat uit de ouders en broers en zussen van de erflater. In de derde groep bevinden zich de grootouders van de erflater. Tot de vierde groep behoren de overgrootouders van de erflater. Deze vier groepen kunnen ook op een enigszins andere manier worden omschreven:
1. Het gezin waar je in leeft (art. 4:10 lid 1 sub a BW);
2. Het gezin waar je uit komt (art. 4:10 lid 1 sub b BW);
3. De grootouders (art. 4:10 lid 1 sub c BW);
4. De overgrootouders (art. 4:10 lid 1 sub d BW).
Erven uit eigen hoofde of bij plaatsvervulling
Binnen het versterferfrecht kan op twee manieren geërfd worden: uit eigen hoofde of bij plaatsvervulling. We spreken van erven uit eigen hoofde op grond van art. 4:11 lid 1 BW wanneer de betrokken erfgenaam rechtstreeks/direct van de erflater erft. Van erven bij plaatsvervulling op grond van art. 4:12 BW is sprake wanneer een erfgenaam in de plaats van een andere erfgenaam – die bijvoorbeeld uit hoofde van het parentelenstelsel als erfgenaam was aangewezen en deze erfgenaam kan of wil niet erven – erft. Denk hierbij aan een kind van erflater dat al eerder overleden is dan de erflater. De afstammelingen van dit kind van de erflater (dus de kleinkinderen van de erflater) kunnen dan als plaatsvervuller optreden. Zij kunnen dan gezamenlijk uit hoofde van plaatsvervulling aanspraak maken op het erfdeel van hun overleden ouder. Het erfdeel van het kind van de erflater wordt dan gelijkelijk over de afstammelingen van het kind (de kleinkinderen van de erflater) verdeeld.
Werking parentelenstelsel
Binnen het parentelenstelsel heeft de wetgever een erfrechtelijke volgorde aangebracht. Pas als in de eerste groep geen familielid of echtgenoot aanwezig is en er ook niemand bij plaatsvervulling kan erven, komen personen uit de tweede groep in beeld als erfgenaam. Hierbij is het van belang op te merken dat er in de eerste groep van het parentelenstelsel geen plaatsvervulling plaatsvindt voor echtgenoten en in de tweede groep van het parentelenstelsel niet voor ouders.
Is – net als in de eerste groep van het parentelenstelsel – in de tweede groep ook geen familielid aanwezig, dan komt de derde groep in beeld. Als ook daar geen familielid aanwezig is, komen personen uit de vierde groep als erfgenaam in aanmerking. Zijn er geen erfgenamen tot en met de zesde graad, dan komt de nalatenschap op grond van art. 4:189 BW toe aan de Staat. Art. 4:12 lid 3 BW bepaalt namelijk dat geen plaatsvervulling plaats vindt verder dan in de zesde graad. Om te bepalen wat onder de term ‘graad’ moet worden verstaan, moet art. 1:3 BW geraadpleegd worden. Dat artikel geeft aan dat de graad van bloedverwantschap wordt bepaald door het aantal geboorten die het bloedverwantschap hebben veroorzaakt.
Tot slot over het erfrecht volgens de wet
Voor personen zonder testament is het belangrijk om na te gaan in hoeverre het versterferfrecht ertoe leidt dat de personen waarvan zij graag willen dat zij erfgenamen zijn ook daadwerkelijk de erfgenamen zullen zijn indien een persoon komt te overlijden. Omdat de opbouw van het parentelenstelsel in de meeste gevallen in overeenstemming zal zijn met de wensen van een persoon – namelijk dat de echtgenoot en kinderen de erfgenamen zijn – zal de werking van het parentelenstelsel voor de meeste personen tot het gewenste resultaat leiden. Is dat niet het geval, dan is het raadzaam om een testament op te laten stellen door een notaris waarin de wensen van die personen worden gerespecteerd. Vanzelfsprekend geldt dat ook voor de situatie waarin iemand graag aanvullende voorwaarden wil stellen rondom het te erven vermogen, zoals bijvoorbeeld het instellen van een bewind voor jong meerderjarige kinderen ten aanzien van het vermogen dat uit de nalatenschap van de erflater verkregen wordt. Ook bijvoorbeeld het benoemen van een executeur mag bij testament. Het advies is dan ook: raadpleeg een notaris.
Niets uit deze uitgave mag geheel of gedeeltelijk worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerde gegevensbestand of openbaar worden gemaakt op welke wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van Advocaten Familie- & Erfrecht.
Dit Erfrechtmagazine is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Advocaten Familie- & Erfrecht garandeert evenwel niet dat de informatie in dit magazine vrij is van fouten of onvolkomenheden. Advocaten Familie- & Erfrecht aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele schade, van welke aard dan ook, die op enigerlei wijze voortvloeit uit het gebruik van de informatie van dit magazine en/of de informatie die wordt verkregen middels in dit magazine opgenomen links.
Aan dit magazine werkten mee:
mr. Bregje Boelens
mr. Joost Diks
mr. Edith Schnackers mr. Inge Decupere
mr. Koen Boddaert
mr. Marlijne Olthoff-Worst mr. Carlyn Hokken
mr. Guido de Weerd
mr. Anne van der Steen
mr. Nikki Deckers
mr. Daniëlle de Jong
mr. Lisanne van Wijk
mr. Maaike Steegmans
mr. Noortje Lavrijssen