Rechtbank Limburg: verzwijging in te brengen schenking leidt tot verbeurdverklaring
In een recente uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 juni 2021 kreeg een erfgenaam de rekening gepresenteerd van het verzwijgen van schenkingen die zij tijdens het leven van vader en moeder had ontvangen. Deze schenkingen moesten na het overlijden van vader en moeder worden ingebracht in de respectievelijke nalatenschappen. Wat houdt een inbrengverplichting precies in en wanneer is een erfgenaam hiertoe verplicht? En welk gevolg heeft de rechtbank Limburg gekoppeld aan het verzwijgen van de schenkingen?
Wanneer moet een schenking in een nalatenschap worden ingebracht?
Schenking na 1 januari 2003
De wet bepaalt dat erfgenamen ten behoeve van hun mede-erfgenamen verplicht zijn de waarde van hetgeen aan hen door erflater tijdens leven is geschonken in te brengen in de nalatenschap, als de erflater dit bij de schenking of in het testament heeft bepaald. Heeft een erfgenaam een schenking ontvangen, dan geldt aldus de regel dat de schenking is vrijgesteld van inbreng, tenzij anders is bepaald.
Schenkingen voor 1 januari 2003
Onder het oude erfrecht (voor 1 januari 2003) gold overigens iets anders. Destijds was de hoofdregel dat de schenking van de erflater aan een erfgenaam moest worden ingebracht, tenzij bij de schenking of in het testament vrijstelling van inbreng is verleend. Voor schenkingen die zijn gedaan vóór 1 januari 2003, blijven deze regels gelden. Schenkingen van voor 1 januari 2003 moeten aldus worden ingebracht in de nalatenschap, tenzij anders is bepaald.
Voor een overzichtelijk artikel en schema over de vraag wanneer schenkingen moeten worden ingebracht, wordt verwezen naar het artikel: De inbrengverplichting: wanneer is een gift een voorschot op de erfenis?.
Wat betekent inbreng van een schenking in een nalatenschap?
Inbreng betekent dat bij de verdeling van de nalatenschap de waarde van een schenking in mindering komt op het aandeel in de nalatenschap van de tot inbreng verplichte erfgenaam. De inbrengverplichting speelt aldus een rol bij de verdeling van de nalatenschap.
Hoe wordt inbreng van een schenking in een nalatenschap berekend?
De tot inbreng verplichte erfgenaam hoeft hetgeen hij heeft ontvangen niet daadwerkelijk terug te betalen. Bij de berekening van diens erfdeel strekt de waarde van zijn schenking hierop in mindering. De gedachte achter de bepaling van de inbreng is dat de schenking moet worden beschouwd als een voorschot op de erfenis, waardoor wordt voorkomen dat de ene erfgenaam wordt bevoordeeld boven de ander. De waarde van het geschonken bedrag dat moet worden ingebracht, wast naar rato aan bij het erfdeel van de mede-erfgenamen. Zo wordt alles weer gelijkgetrokken.
Een eenvoudig rekenvoorbeeld van de berekening van inbreng van een schenking in een nalatenschap is het volgende. Twee kinderen zijn enig erfgenaam van hun langstlevende ouder. De nalatenschap bedraagt 100. Eén kind heeft een schenking van de langstlevende ouder tijdens leven ontvangen van 20, die ingebracht moet worden in de nalatenschap. Dat betekent dat ieders fictieve aandeel (120:2 =) 60 bedraagt. Het kind dat de schenking heeft ontvangen, heeft daarvan al 20 gehad zodat (60-20=) 40 resteert, dat het kind uit de nalatenschap ontvangt. Het andere kind krijgt (100-40=) 60 uit de nalatenschap. Beide kinderen hebben zo per saldo evenveel gehad.
Rechtbank Limburg over verzwijgen in te brengen schenking
Wat gebeurt er als een erfgenaam verplicht is om een schenking in te brengen in de nalatenschap, maar geen opgave doet van deze schenking? Met andere woorden: de erfgenaam verzwijgt de schenking en daarmee ook een eventuele verplichting tot inbreng. Deze situatie was aan de orde in de kwestie waarover de rechtbank Limburg mocht oordelen. In die zaak hebben de drie kinderen (onder meer) een geschil over de inbreng van schenkingen in de nalatenschappen van hun ouders.
Moeder is als eerste overleden. Daarna overlijdt vader. De door vader en moeder tijdens leven gezamenlijk gedane giften worden voor de helft aan de moeder en voor de helft aan vader toegerekend. Er staat vast dat alle kinderen tijdens leven schenkingen hebben ontvangen van vader en moeder. Zij hebben echter niet allemaal evenveel geschonken gekregen. Eén van de kinderen heeft in 1997 een bedrag van in totaal € 55.826,00 geschonken gekregen. Deze schenking heeft zij, nadat door de andere kinderen meermaals gevraagd is om opgave te doen van alle ontvangen schenkingen, verzwegen. Omdat de schenking is gedaan vóór 1 januari 2003 en bij schenking of testament niet is bepaald dat de schenking niet ingebracht hoeft te worden, geldt dat die schenking moet worden ingebracht in de nalatenschappen.
De andere kinderen voeren aan dat het kind dat de schenking heeft verzwegen, haar aandeel in de schenking heeft verbeurd. Zij baseren dit standpunt op artikel 3:194 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt dat een deelgenoot (lees: erfgenaam) zijn aandeel in een goed verbeurt als hij opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt. De rechtbank Limburg oordeelt dat artikel 3:194 lid 2 BW ook van toepassing is op de opzettelijke verzwijging van schenkingen die moeten worden ingebracht in een nalatenschap. Hoewel de schenking op zichzelf niet tot de gemeenschap behoort, is de sanctiebepaling van artikel 3:194 lid 2 BW toch van toepassing, aldus de rechtbank Limburg.
De rechtbank Limburg concludeert vervolgens dat er in deze zaak sprake is van een opzettelijke verzwijging. Het gevolg daarvan is dat het verzwijgende kind niet meer meedeelt in de in te brengen waarde van € 55.826,00. Concreet betekent dit dat het bedrag van € 55.826,00 – anders dan te doen gebruikelijk bij de berekening van de inbrengverplichting – niet fictief bij de nalatenschap wordt opgeteld. De erfdelen worden berekend over de nalatenschap zonder rekening te houden met dit bedrag. Het bedrag van € 55.826,00 wordt vervolgens direct in mindering gebracht op het erfdeel van het kind dat heeft verzwegen. Zo komt er een bedrag van € 55.826,00 vrij ten behoeve van de andere erfgenamen. Dat wordt tussen hen verdeeld. Het verzwijgende kind deelt niet mee.
Tot slot over verbeurdverklaring van een schenking
‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’ gaat niet op in nalatenschappen waarin schenkingen moeten worden ingebracht. Indien een schenking die in een nalatenschap moet worden ingebracht opzettelijk wordt verzwegen, loopt de verzwijgende erfgenaam het risico van een verbeurdverklaring.