×

Artikel 4:28 BW | Bewoning en gebruik inboedel na overlijden echtgenoot

Artikel 4:28 BW

  1. Indien de woning die de echtgenoot van de erflater bij diens overlijden bewoont, tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater, anders dan krachtens huur, ten gebruike toekwam, is de echtgenoot jegens de erfgenamen bevoegd tot voortzetting van de bewoning gedurende een termijn van zes maanden onder gelijke voorwaarden als tevoren. De echtgenoot is op gelijke wijze en voor gelijke duur bevoegd tot voortzetting van het gebruik van de inboedel, voor zover die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater ten gebruike toekwam.
  2. Jegens de erfgenamen en de echtgenoot van de erflater hebben degenen die tot diens overlijden met hem een duurzame gemeenschappelijke huishouding hadden, overeenkomstige bevoegdheden met betrekking tot het gebruik van de woning en de inboedel die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren.

Artikel 4:28 BW regelt de voortgezette bewoning en het voortgezet gebruik van de inboedel voor de echtgenoot van de erflater gedurende een half jaar na het overlijden van erflater.

Aan deze regel ligt de verzorgingsgedachte ten grondslag. Overigens bepaalt lid 2 van dit artikel dat ook de personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding hadden met de erflater een beroep kunnen doen op deze rechten.

Bron: https://www.erfrechtadvocaat.nl/in-de-wet/artikel-4-28-bw-bewoning-en-gebruik-inboedel-na-overlijden-echtgenoot/