×

Artikel 4:80 BW | De vordering uit hoofde van de legitieme portie is in principe opeisbaar vanaf zes maanden na het overlijden van erflater.

Artikel 4:80 BW

  1. Een legitimaris die daarop aanspraak maakt, heeft terzake van hetgeen hem met inachtneming van de artikelen 70 tot en met 77 als legitieme portie toekomt, een vordering in geld op de gezamenlijke erfgenamen dan wel, wanneer de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, op de als erfgenaam achtergelaten echtgenoot van de erflater.
  2. De erfgenamen en, na verdeling overeenkomstig artikel 13, de echtgenoot zijn niet verplicht de vorderingen te voldoen, voor zover deze tezamen de waarde der nalatenschap te boven gaan; voor zover nodig ondergaan de vorderingen elk van evenredige vermindering. Onder de waarde van de nalatenschap wordt hier verstaan de waarde van de goederen van de nalatenschap verminderd met de in artikel 7 lid 1 onder a, b, c en f vermelde schulden.

 

De vordering uit hoofde van de legitieme portie is in principe opeisbaar vanaf zes maanden na het overlijden van erflater.

Dit is anders wanneer de erflater in zijn testament heeft bepaald dat de vordering van een legitimaris, voor zover deze vordering ten laste zou komen van de echtgenoot van de erflater, pas opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende echtgenoot. Dit is bepaald in artikel 4:82 BW.

 

Bron: https://www.erfrechtadvocaat.nl/in-de-wet/artikel-4-80-bw-de-vordering-uit-hoofde-van-de-legitieme-portie-is-in-principe-opeisbaar-vanaf-zes-maanden-na-het-overlijden-van-erflater/