Dit is een initiatief van Advocaten Familie- & Erfrecht
Wat gebeurt er met een Facebookaccount na overlijden?
De samenleving digitaliseert, en dat heeft ook invloed op nalatenschappen. Waar in het verleden een nalatenschap enkel bestond uit geld en goederen, omvatten nalatenschappen anno 2024 steeds vaker ‘digitale bezittingen’, zoals bijvoorbeeld een account op een socialmediaplatform zoals Facebook. Joost Diks en Noortje Lavrijssen schreven eerder al een tijdschriftartikel rondom de digitale nalatenschap (J.Th.M. Diks en N. Lavrijssen, ‘Nalaten in de digitale wereld’, TE 2022, nr. 2, p. 38-44). Onlangs heeft de rechtbank Amsterdam zich moeten buigen over de vraag of een erfgenaam toegang zou mogen krijgen tot het Facebookaccount van zijn overleden partner (rechtbank Amsterdam 31 juli 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4729). In deze bijdrage staat deze uitspraak centraal.
- Een nalatenschap met een Facebookaccount
In deze procedure gaat het om een 31-jarige erflaatster, die in 2023 door zelfdoding om het leven is gekomen. Eiser in de onderhavige procedure is de geregistreerd partner van erflaatster. Eiser is de enige erfgenaam. Erflaatster heeft geen testament opgemaakt voorafgaand aan haar overlijden.
Erflaatster heeft een Facebookaccount. Meta is het bedrijf dat Facebook beheert voor gebruikers in Nederland en daarom is Meta door eiser gedagvaard. In het beleid van Meta is bepaald wat er bij het overlijden van een gebruiker gebeurt met (de inhoud van) het Facebookaccount. Een gebruiker kan er bij leven voor kiezen dat zijn account (1) na overlijden wordt verwijderd of (2) in herdenkingsstatus wordt geplaatst. Kiest de gebruiker voor optie 1, dan wordt zijn account permanent verwijderd nadat Meta een bericht heeft ontvangen dat de gebruiker is overleden. Kiest de gebruiker voor optie 2, dan kan de gebruiker iemand aanwijzen die het account in de herdenkingsstatus zal beheren (een zogenaamd ‘legacycontact’). Zo’n legacycontact kan een kopie downloaden van hetgeen de gebruiker publiekelijk heeft gedeeld op zijn account. Ook kan een legacycontact vriendschapsverzoeken accepteren, de profielfoto aanpassen en een vastgezet bericht op het profiel plaatsen. Een legacycontact kan niet inloggen op het account met herdenkingsstatus en kan ook geen chatberichten lezen of downloaden, geen vrienden verwijderen of nieuwe vriendschapsverzoeken sturen. Met andere woorden: het account wordt grotendeels ‘bevroren’ in de status waarin het account zich bevond ten tijde van het overlijden van de gebruiker. Heeft de gebruiker bij leven niet gekozen voor een van beide opties, dan geeft Meta het account na het overlijden van de gebruiker een herdenkingsstatus na ontvangst van een verzoek daartoe.
In dit geval had erflaatster geen keuze uitgebracht. Een van haar Facebookvrienden heeft Meta verzocht om het account van erflaatster in herdenkingsstatus te plaatsen en Meta heeft aan dit verzoek voldaan. Eiser is het daar niet mee eens en vordert dat het account weer actief wordt gemaakt en dat hij toegang krijgt tot dit actieve account. Eiser heeft in de onderhavige procedure aangegeven dat erflaatster en hijzelf bij leven elkaars inloggegevens van onder meer hun Facebookaccounts met elkaar hebben gedeeld. Eiser is om die reden van oordeel dat daaruit blijkt dat erflaatster toestemming aan hem heeft gegeven voor toegang tot haar accounts. Deze vermeende toestemming blijkt niet uit enig schriftelijk bewijsstuk.
- De rechtbank Amsterdam moest oordelen wat er na overlijden met een Facebookaccount gebeurt (rechtbank Amsterdam 31 juli 2024 ECLI:NL:RBAMS:2024:4729)
De rechtbank Amsterdam is van oordeel dat in het midden kan blijven of erflaatster haar inloggegevens voor Facebook bij leven met eiser heeft gedeeld. Of dat wel of niet gebeurd is, is volgens de rechtbank niet doorslaggevend voor en heeft geen invloed op de beoordeling van de vraag in hoeverre eiser als erfgenaam van erflaatster recht heeft op toegang tot het Facebookaccount van erflaatster.
De rechtbank oordeelt dat een erfgenaam in dit soort situaties recht heeft op toegang tot de (persoons)gegevens in het account die betrekking hebben op de persoon van de overledene zelf, maar dat de privacybelangen van andere gebruikers zich verzetten tegen een volledig recht op toegang. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank Amsterdam het recht op actief gebruik van het Facebookaccount niet overgegaan op eiser, maar alleen het recht om het account in herdenkingsstatus te beheren.
- Hoe komt de rechtbank tot een oordeel over het gebruik van het Facebookaccount na overlijden?
Aan het oordeel van de rechtbank Amsterdam liggen verschillende juridische argumenten ten grondslag. De rechtbank Amsterdam pakt allereerst terug op de saisineregel van art. 4:182 BW. Op grond van dit artikel verkrijgt een erfgenaam door erfopvolging alle voor overgang vatbare goederen, schulden en/of rechtsbetrekkingen van de overledene. Vervolgens overweegt de rechtbank dat het begrip ‘goederen’ alle zaken en alle vermogensrechten omvat op grond van art. 3:1 BW. Digitale data kunnen niet als zaken worden beschouwd omdat digitale data niet een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object in de zin van art. 3:2 BW zijn. Bovendien heeft de wetgever nog geen regels ontwikkeld voor de eventuele vermogensrechtelijke status van digitale data. Daarom oordeelt de rechtbank dat een Facebookaccount vooralsnog niet als een ‘goed’ in de zin van art. 3:1 BW kan worden gekwalificeerd en dat (de inhoud van) een Facebookaccount daarmee niet als een goed van de nalatenschap overgaat op een erfgenaam.
Dan gaat de rechtbank Amsterdam in op art. 6:249 BW. Op grond van dit wetsartikel gelden de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede voor rechtverkrijgenden onder algemene titel (zoals erfgenamen), tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit. Concreet betekent dit dat een erfgenaam in beginsel gebonden is aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een door erflaatster gesloten overeenkomst (zoals in dit geval de overeenkomst met Facebook). Dit is niet het geval wanneer uit een uitdrukkelijk beding of uit de strekking van de overeenkomst voortvloeit dat de overeenkomst een persoonlijk karakter draagt en daarom niet voor vererving vatbaar is. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat het persoonlijke karakter van de overeenkomst zich verzet tegen overgang van het recht op actief gebruik van het Facebookaccount van erflaatster op eiser. Om diezelfde reden is de rechtbank van oordeel dat de vordering van eiser, om het Facebookaccount van erflaatster terug te zetten naar een actieve status, moet worden afgewezen. Het persoonlijke karakter verzet zich niet tegen het verlenen van toegang tot gegevens die behoren tot het Facebookaccount van erflaatster. Dat recht is op grond van de hoofdregel van art. 6:249 BW wel overgegaan op eiser.
Toch wordt dit recht van toegang tot gegevens door de rechtbank Amsterdam wel enigszins beperkt vanwege privacyredenen van derden. Het privacybelang van derden die met erflaatster via het Facebookaccount hebben gecommuniceerd, weegt zwaar omdat privacy een grondrecht is. Derden mogen er in beginsel van uitgaan dat één-op-één via Facebook uitgewisselde informatie vertrouwelijk is. Dit privacybelang weegt zwaarder dan het belang van eiser om informatie te verkrijgen over de omstandigheden rondom het overlijden van erflaatster en om in het kader van zijn verwerkingsproces te kunnen uitsluiten dat iemand erflaatster op een bepaald idee heeft gebracht. Om die reden concludeert de rechtbank dat eiser geen recht heeft op toegang tot of inzage in de chatgeschiedenis en andere onderdelen van het Facebookaccount van erflaatster die persoonsgegevens van derden bevatten, maar enkel tot gegevens die betrekking hebben op de persoon van erflaatster zelf.
Tot slot kan eiser zijn doel ook niet bereiken door een beroep te doen op het recht van inzage zoals opgenomen in art. 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’). Dit recht heeft betrekking op de eigen persoonsgegevens en is een persoonlijk recht, dat alleen door de betrokkene zelf (in dit geval erflaatster) in te roepen is. Zo’n recht is naar het oordeel van de rechtbank niet voor overgang als bedoeld in art. 4:182 BW vatbaar. Daar komt bij dat persoonsgegevens van overleden personen buiten het toepassingsgebied van de AVG en UAVG (de Nederlandse Uitvoeringswet AVG) vallen.
- Nieuwe ontwikkelingen socialmedia-accounts
De door de rechtbank Amsterdam in deze procedure te beantwoorden rechtsvraag zal de komende tijd ongetwijfeld veel pennen in beweging zetten. Het zou mooi zijn wanneer de Hoge Raad op korte termijn een keer de kans krijgt om zich over zo’n rechtsvraag uit te laten. En wellicht zou het nog beter zijn wanneer de wetgever aan de slag gaat met wetgeving rondom digitale data en de nalatenschap. Uiteraard houden wij bij Advocaten Familie- & Erfrecht de ontwikkelingen op dit terrein nauwkeurig in de gaten en blijven we u van deze ontwikkelingen op de hoogte houden!