Dit is een initiatief van Advocaten Familie- & Erfrecht
Dementie, geldigheid testament en het medisch dossier
1. Wettelijk kader geldigheid testament en wilsonbekwaamheid
Niet iedereen is bevoegd om een testament op te laten stellen door een notaris. Op grond van art. 4:55 lid 1 BW kunnen personen die handelingsbekwaam zijn, minderjarigen van 16 jaar of ouder en personen die op een andere grond dan vanwege hun lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele zijn gesteld, een testament op laten maken. Staat iemand onder curatele vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan kan de kantonrechter gevraagd worden om toestemming vragen om een testament op te mogen laten maken, zo volgt uit art. 4:55 lid 2 BW.
Is er sprake van een blijvende of tijdelijke geestelijke stoornis – bijvoorbeeld wanneer de erflater dementie heeft – en heeft de erflater iets verklaard, dan wordt op grond van art. 3:34 lid 1 BW een met die verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken als de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette of als de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. Zo’n verklaring kan bijvoorbeeld bestaan uit het laten opstellen van een testament door een notaris. Voor de notaris geldt de verplichting om na te gaan in hoeverre een erflater wilsbekwaam is ten tijde van het opstellen en ondertekenen van het testament, maar dat betekent niet dat ieder geval van wilsonbekwaamheid door de check van de notaris op dit punt ontdekt zal worden. Op grond van art. 3:34 lid 2 BW is het testament – een eenzijdige rechtshandeling – van een wilsonbekwame nietig. Dat betekent dat het testament vanaf het moment van het passeren ervan bij de notaris nooit heeft bestaan.
In de praktijk komt het regelmatig voor dat er tussen de in het testament benoemde erfgenamen en niet in het testament benoemde familieleden discussie bestaat over de wilsbekwaamheid van de erflater. Met ingang van 1 januari 2020 is art. 7:458a BW in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (‘WGBO’) opgenomen. Als de erflater bij leven toestemming heeft gegeven aan de zorgverlener om inzage in of afschriften van het medisch dossier aan nabestaanden ter beschikking te stellen, dan moet de zorgverlener daarnaar handelen op grond van art. 7:458a lid 1 sub a BW. In de meeste situaties zal deze toestemming ontbreken. Nabestaanden van de overleden patiënt kunnen dan terugvallen op art. 7:458a lid 1 sub c BW. Op grond daarvan verstrekt de zorgverlener – in afwijking van zijn beroepsgeheim – desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het medisch dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang. Het financieel belang van nabestaanden van een overleden patiënt in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater kan zo’n zwaarwegend belang zijn.
Overigens worden op grond van art. 7:458a BW alleen die gegevens verstrekt voor zover deze betrekking hebben op de grond waarvoor inzage wordt verleend, zo volgt uit art. 7:458a lid 3 BW. Dit om te voorkomen dat de privacy van de overleden patiënt onnodig geschonden wordt.
2. Recente uitspraken inzage medisch dossier in verband met geldigheid testament
Over de inzagemogelijkheid van art. 7:458a lid 1 sub c BW wordt vaker geprocedeerd. Zo kwam de Rechtbank Gelderland in een kort geding op 7 maart 2024 tot het oordeel dat het beroepsgeheim van de zorgverlener niet doorbroken hoefde te worden, omdat niet aannemelijk is dat de erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het verrichten van een meerzijdige rechtshandeling. In deze procedure vechten eisers de verkoop en levering van een woning, de notariële volmacht en een onderhandse schenking van erflater aan. Zij verzoeken inzage in het medisch dossier van erflater. De rechtbank overweegt dat de eisers wel voldoende persoonlijk – namelijk financieel – belang hebben bij de aanvechting, maar dat er wel voldoende zwaarwegende aanwijzingen voor wilsonbekwaamheid nodig zijn om het belang voldoende zwaarwegend te laten zijn. Daarbij pakt de rechtbank terug op het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB1201), waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat bij de beantwoording van de vraag of eisers een voldoende zwaarwegend belang hebben, er in het geval van onterving zwaarwegende aanwijzingen moeten bestaat dat erflater niet over zijn verstandelijke vermogens beschikte en niet bekwaam was om rechtshandelingen te verrichten. Uitgangspunt is immers dat erflater wilsbekwaam was zolang er geen concrete, zwaarwegende aanwijzingen zijn dat het anders was, aldus de Hoge Raad.
De rechtbank is van oordeel dat hieraan voor meerzijdige rechtshandelingen nog hogere eisen moeten worden gesteld dan voor eenzijdige rechtshandelingen. De eisers in deze procedure hebben niet aannemelijk kunnen maken dat de toestand van erflater tijdens een delier aan heeft gehouden, waardoor voortdurende wilsonbekwaamheid naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is. Bovendien heeft de notaris een rustig en duidelijk gesprek gehad met erflater en was er naar het oordeel van de notaris geen sprake van wilsonbekwaamheid. De rechtbank wijst daarom de verzochte inzage in het medisch dossier af.
Tot een vergelijkbaar oordeel kwam de Rechtbank Gelderland in de uitspraak in een bodemprocedure op 28 februari 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:1298). Ook in deze procedure overwoog de rechtbank dat – om te beoordelen of inzage noodzakelijk is voor de behartiging van een zwaarwegend belang van eiser – ten minste noodzakelijk is dat sprake van concrete aanwijzingen dat erflaatster ten tijde van het passeren van het (aanvullend) testament wilsonbekwaam was. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit vereiste niet voldaan. Het enkele feit dat erflaatster aan dementie (dan wel een andere geestelijke stoornis) leed, is onvoldoende om aan te nemen dat erflaatster bij het passeren van haar testament wilsonbekwaam was.
3. Tot slot over het medisch dossier, dementie en wilsonbekwaamheid
Vóór de invoering van het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt voor belanghebbenden werd hierover veelvuldig geprocedeerd met als inzet de doorbreking van het beroepsgeheim. In die tijd werd dit opgelost door uit te gaan van de veronderstelde toestemming van de overleden patiënt wanneer concreet aannemelijk kon worden gemaakt dat de overleden patiënt het door de nabestaanden gestelde belang zou hebben willen bevorderen. Rondom de nietigheid van een testament wegens wilsonbekwaamheid was dit een lastige afweging; een erflater had immers niet voor niets bepaalde keuzes gemaakt in zijn testament.
Met de invoering van art. 7:458a BW is er een wettelijke grondslag beschikbaar gekomen voor nabestaanden van een erflater waarmee inzage in het medisch dossier (mogelijk) kan worden afgedwongen, maar de hiervoor besproken recente uitspraken van de Rechtbank Gelderland laten zien dat dit geen garantie vormt voor inzage. Rechters maken nog steeds een belangenafweging, en deze belangenafweging pakt – zo laten beide uitspraken van de Rechtbank Gelderland ook zien – niet altijd in het voordeel van nabestaanden uit. De verwachting is daarom dat er de komende jaren nog steeds veel geprocedeerd zal worden rondom het verkrijgen van inzage in het medisch dossier van overleden patiënten rondom de afwikkeling van nalatenschappen en de nietigheid van testamenten, niet in de laatste plaats omdat dementie steeds meer voor zal komen. Uiteraard blijft Advocaten Familie- & Erfrecht u hierover informeren.